Oorsprong
Uit documenten blijkt dat de Zuid-Afrikaanse Hottentotten ridgeback-honden sinds de vijftiende eeuw gebruikten als jachthonden en gezelschapsdieren. Ze werden gefokt om op groot wild te jagen, om het wild te vinden en in de val te drijven, maar niet om aan te vallen. Zodra ze hun prooi in het nauw hadden gedreven, blaften ze naar de jager. In de negentiende eeuw fokte Europese kolonisten deze hond met hun eigen mastiffs en speurhonden en daaruit ontstond de Rhodesische pronkrug die we tegenwoordig kennen. Deze honden worden nu niet meer gebruikt voor hun oorspronkelijke doel, namelijk jagen, maar als waakhond en gezelschapsdier.